Repatriëring van menselijke resten

Het Westfries Museum in Hoorn bezit ruim 200 jaar oude menselijke resten van een – naar eigen zeggen – Groenlandse Eskimo.

Deze resten van de huid van arm, rug en hoofd worden in 1998 samen met de bijbehorende kajak tentoongesteld in de tentoonstelling Botje bij botje in de Kunsthal. In datzelfde jaar verzoeken de Nederlandse Actiegroep Arctic Peoples Alert en de regering van Groenland om teruggave van de menselijke resten.

De Commissie van Beheer van het Westfries Museum benadert de Museumvereniging voor advies voordat zij een besluit neemt. De Museumvereniging legt de Commissie Museale Gedragslijn de vraag voor of er gronden zijn voor teruggave en zo ja, of dit betekent dat de Gedragslijn voor Museale Beroepsethiek (voorloper van de Ethische Code voor Musea) aangepast moet worden.

De Ethische Codecommissie oordeelt dat teruggave van menselijke resten met als doel herbegraven, alleen aan de orde is wanneer de naaste familieverwantschap is aangetoond. In het geval van de Inuit is hiervan geen sprake. De commissie is van mening dat er geen grond is voor teruggave. De resten van de Inuit mogen in de collectie van het Westfries Museum blijven. Wel moet het museum bereid zijn een dialoog aan te gaan met het land van herkomst, omdat het volgens een andere bepaling in de Gedragslijn voor Museale Beroepsethiek valt onder ‘restitutie en teruggave van cultureel bezit’. Een aanpassing van de Gedragslijn is volgens de Commissie niet nodig.

Download hier het advies (pdf)